Als ik vroeger als jong jochie bij mijn zwaar christelijke opa en oma fanatiek naar voetbal op TV keek, en de commentator de naam van de destijds bij AZ’67 spelende John Metgod noemde, zei mijn oma steevast: ‘Wat een male noam’. Hoewel dat Groningse gezegde makkelijk is uit te leggen, vind ik het het mooist en sterkst als je het onvertaalbaar laat.
We zijn zo’n veertig jaar verder, mijn opa en oma leven al lang niet meer, naar voetbal kijken op TV doe ik vrijwel nooit meer, laat staan dat een commentator bepaalde namen zou noemen en die zin zou klinken: ‘wat een male noam’. En toch moest ik er in 2020 regelmatig aan denken. Want ja, het was een ‘maal joar’.
Er leek nog niks aan de hand te zijn, toen 2019 verdween en 2020 vol verwachting van start ging. Mijn prachtbaan bij BVNG zou nog beter bevallen, met het hockeyteam van HCE Heren 1 konden we kampioen worden en in persoonlijk opzicht viel er eigenlijk al niks mooiers meer te wensen.
En ja hoor, het begon geweldig: samen met de liefste en mooiste op de wereld ging ik fanatiek en volledig op in een internationale schaatstoernooi, waar we met de neus vooraan zaten, zoals ik als voormalig verslaggever al zo vaak had gedaan. Wat we zagen was alles behalve ‘maal’; de toptijden waren niet mals, het hart klopte het hardst dankzij pure topsport.
Ook met die andere sport, het hockey, leek een komend kampioenschap (in mijn geval al de derde in vier seizoenen als coach) een kwestie van tijd. Maar zie daar, daar kwam dat malle virus verdorie in alle verdorvenheid voorbij. En verdween de rest van het jaar niet meer. Dat kampioenschap en de promotie was het eerste dat op de buik geschreven kon worden.
‘Maal’, zou mijn oma hebben gezegd.
Als recordhouder relativering was ik wel wat gewend en waren er (en bleven er helaas) veel ergere dingen op de wereld. Maar bam, daar kwam onbarmhartig de onheilstijding dat mijn baan bij BVNG niet meer zou bestaan. Zo werden het wankelende en weifelende weken, die tegelijkertijd in het teken stonden van pionieren richting perspectief.
‘Male boudel’, of niet, oma ?
Alle zekerheden van voorheen konden overboord, elke keer moest ergens energie uit geput worden, om mij heen zag ik weer hoe waardevol en nuttig een net(werk) kan zijn. In die woelige baren werden vele visjes uitgegooid en zie daar: Puuridee (en nu Puur Publiek) bleek (aan beide zijden) de beste vangst te vormen.
Het vertrouwen keerde volledig terug en kon zelfs verder worden vergroot dankzij opmerkelijke opdrachten en inspirerende ondernemende vakgenoten om me heen, die vol van elkaar en van hun vak genoten, volgens de filosofie dat je ‘alleen maar leuke dingen hoeft doen met leuke mensen om je heen’.
Daar was niks ‘maals’ mee.
Tja, maar wat er daarentegen ondertussen met die mooiste en liefste op de wereld gebeurde, was helaas maar al te ‘maal’. En tegelijk ook weer niet, omdat dat ‘male’ werd weggehaald, ook omdat het moest en er geen andere keuze was, met als gevolg dat de gezondheid het gelukkig wist te winnen.
Al met al mag ik dus van geluk spreken, hoewel (bijna) alles anders was dan anders, dat 2020 helemaal geen gek jaar is geweest. Terwijl het tegelijkertijd maar al te zeer een ma(a)l jaar was, met vaak malen, veel malle mensen en menige malle of gekke gebeurtenissen. Eenieder die in 2020 zo waardevol was, wens ik des te meer toe dat 2021 zo goed mogelijk de geschiedenis in mag gaan.
Opdat mijn oma nooit zou kunnen spreken van een ‘maal joar’.